Neussieraad van gepolijst been, gedeeltelijk in ajour gesneden.

Dolk, vermoedelijk van een dijbeen van een casuaris. Door mannen gedragen, gestoken door een van fijn gespleten rotan gevlochten band om de bovenarm. Dient vooral als steekwapen.

Koker van bamboe. De bovenzijde is open en heeft twee puntige uitsteeksels.Hieronder is een rand waar de opperlaag van de bamboekoker is weggestoken. Aan de onderkant van de koker zijn twee uitsteeksels gesneden die op mensenbenen lijken. Het oppervlakte van de bamboekoker is versierd met ingekraste figuren. De koker vertoont veel gelijkenis met de peniskoker van de Kamoro.

Voorstelling van een man. De figuur is in reliëf gesneden uit zacht hout. Het lichaam is gestileerd weergegeven. Op het hoofd is vermoedelijk een hoofddeksel uitgesneden. Het snijwerk vertoont elementen die afgeleid lijken van de voorouderbeelden van de Kamoro.Op het snijwerk zijn sporen rode kleurstof te zien. Mogelijk gemaakt voor de verkoop.

Bijl met houten heft. De steel loopt aan de kop breed uit. In het kopstuk is een gat gemaakt waarin een kling van zwarte steen is bevestigd. Een bijl als deze werd door volwassen mannen gebruikt om hout te kappen of te splijten.

Snelhoorn van bamboe. Snelhoorns werden vroeger gebruikt om de vijand angst aan te jagen. Na het afschaffen van de sneltochten dienden zij als attribuut bij het dansen.

Rituele dolk voor mannen, vervaardigd van de onderkaak van een krokodil. Gedragen aan een draagband onder de arm tijdens feesten die verband hielden met koppensnellen en gedurende de initiatie van jongelingen. Diende voor krijgers ook als teken van aanzien en gezag. Niet duidelijk is of deze dolk ook als steekwapen werd gebruikt. Het deel van de kaak waarin de tanden nog aanwezig zijn is versierd met vlechtwerk met enkele lussteek van bastvezeldraad. Hieraan zijn koordjes van bastvezeldraad vastgemaakt die door pennen van casuarisveren en coixzaden (job's tranen) zijn geregen. Aan de uiteinden van deze koordjes zijn met bastvezeldraad kwastjes van casuariusveren vastgemaakt. Aan de kaak is een rotan draagband bevestigd.

Rituele dolk voor mannen, vervaardigd van de onderkaak van een krokodil. Gedragen aan een draagband onder de arm tijdens feesten die verband hielden met koppensnellen en gedurende de initiatie van jongelingen. Diende voor krijgers ook als teken van aanzien en gezag. Niet duidelijk is of deze dolk ook als steekwapen werd gebruikt. Het deel van de kaak waarin de tanden nog aanwezig zijn is versierd met vlechtwerk met enkele lussteek van bastvezeldraad. Hieraan zijn koordjes van bastvezeldraad vastgemaakt die door pennen van casuarisveren en coixzaden (job's tranen) zijn geregen. Aan de uiteinden van deze koordjes zijn met bastvezeldraad kwastjes van casuariusveren vastgemaakt. Aan de kaak is een rotan draagband bevestigd.

Koker van bamboe, met daarin twee pijlen. De koker loopt enigzins taps af. Het middengedeelte van de koker is niet bewerkt, aan boven- en onderzijde zijn vermoedelijk spiraal motieven ingesneden. De hoger gelegen gedeelten zijn donker gekleurd en lijken ingebrand. De lager liggende gedeelten zijn bewerkt met rode kleurstof. Beide pijlen zijn vervaardigd van een harde rietsoort ook wel pijlriet genoemd. De houten pijlpunten, waarin weerhaakjes zijn uitgesneden, zijn in de pijlschachten gestoken en met rotan vlechtwerk verstevigd.

Houten danstaf met aan het uiteinde een uitgesneden mensenfiguur . Vermoedelijk een voorouder. De staf wordt door mannen in de hand gehouden tijdens rituele dansen. Mogelijk bij de inwijding van jonge mannen, wanneer zij worden toegelaten tot het mannenhuis.