Contact met voorouders in mannenhuis

Beeld in de ingang mannenhuisHet leven van de Papua's op het eiland Nieuw-Guinea werd rond 1900 nadrukkelijk bepaald door hun voorvaderverering en het geloof in geesten. Alles moest gedaan worden om een balans te vinden tussen de reële leefwereld en de wereld van geesten. In de kuststreek vanaf ruwweg de Geelvinkbaai tot voorbij het eiland New Britain in het buurland Papua Niugini had vrijwel ieder dorp een mannenhuis of geestenhuis. Het ceremoniële gebouw had vele functies. Het gebouw werd onder andere gebruikt voor initiatieriten. Jonge mannen leerden er de wereld van de geesten en van hun voorouders kennen. De initiandi verbleven in bepaalde gebieden soms wel bijna een jaar in het huis om er geestelijke en lichamelijke beproevingen te ondergaan. Ook leerden zij er de geheimen van magische praktijken. Vrouwen waren in een mannenhuis niet welkom. Ze waren buitenstaanders en toeschouwers. Wel werden ze soms belast met de voorbereiding van feesten. Het gebruik van mannenhuizen is ten oosten van de grens nog op enkele plekken blijven bestaan. De ceremoniële geestenhuizen zijn nog te vinden in dorpen in het heuvelland langs de Sepik-rivier. In het daar gesproken Pidgin worden ze haus Tambaran genoemd. Aan de zuidkust komen ook mannenhuizen voor bij bijvoorbeeld de Asmat. Deze kennen echter een andere functie en beleveniswereld als de mannenhuizen langs de noordkust.

Inhoud:

1. De stem van een belangrijke voorouder
2
. Geesten uitgebeeld door houtsnijwerk
3. Huis kreeg naam van belangrijkste fluit
4. Gebruiken in mannenhuizen verboden
5. Initiatierituelen nog steeds bij Abelam
6. Yamknollen uitgedost in feesttooi
7. Initiandi moeten Baba verdrijven
8. Mannen met krokodillenhuid
9. Links
10. Bronnen

1. De stem van een belangrijke voorouder

In de mannenhuizen in het kustgebied bij Hollandia (het huidige Jayapura) spraken de Mannen bespelen heilige fluitengeesten via het bespelen van trommels en fluiten (heilige voorwerpen) tot de toehoorders. De geluiden werden voortgebracht door een zogeheten uaropo (geest of spook). De heilige fluiten imiteerden de paradijsvogel, maar waren tegelijk de stemmen van belangrijke voorouders. De fluiten die aan het eind werden aangeblazen waren veel langer en belangrijker dan de kleinere dwarsfluiten. Ze werden in paren bespeeld. De mannelijke fluit leidde en de vrouwelijke antwoordde. De twee spelers stonden tegenover elkaar, de fluiten gekruist. De een liep achteruit de ander vooruit. Om de beurt maakten ze een geluid waarbij elke stap met een fluitstoot gepaard ging. Zo liepen ze rond de centrale paal van het mannenhuis. Naar het eind toe werd het tempo steeds hoger. Dit was zo vermoeiend dat zo'n fluitsessie nooit lang duurde. De fluiters waren na afloop helemaal bezweet.
De fluitspelers verwachtten van de mannen in het mannenhuis dat zij op de tonen van hun muziek meedansten. Dat deden zij door in een lange rij achter elkaar te lopen en ritmisch te dansen. Eindeloos kon dit duren. De mannen hadden vaak amuletten of andere voorwerpen in hun handen waar zij dan mee zwaaiden. Voorop liep de kepala adat (dorpshoofd) of iemand die hij had aangewezen. Er werd gedanst op de aangestampte aarden vloer van het huis. De Nederlanders, die vanaf 1908 het gebied rond Hollandia betraden, maakten een eind aan deze zogeheten karawari-rituelen. De heilige fluiten bleven op kleine schaal bespeeld worden. Bekend is dat de kampongs Nafri en Tobati aan de Jautefa-baai (dichtbij Hollandia) bij de inlevering van de heilige fluiten aan de zending alleen gewone en weinig invloedrijke fluiten inleverden en de echte oude attributen achter hielden. Er is van de rituele fluiten een authentieke geluidsopname uit de jaren vijftig gemaakt door taalkundig onderzoeker Johannes Cornelis Anceaux bewaard gebleven. Om die te beluisteren klik hier.

2. Geesten uitgebeeld door houtsnijwerk

De cultuur van een dorp en de clan werd door middel van het vertellen van verhalen en het maken van houtsnijwerken door de oudereHoutsnijwerk in mannenhuis mannen aan de jongens overgedragen. Voor het vervaardigen van trommels (tifa's) werd en wordt nog steeds hardhout gebruikt en het kan daarom soms maanden duren voordat een drum klaar is. Huid van leguanen wordt als trommelvlies rond het uiteinde gespannen. De tifa krijgt een naam en de verschillende symbolen op de drum kunnen andere voorvaderen vertegenwoordigen. Voor de beschildering worden in beginsel slechts drie kleuren gebruikt: wit, rood en zwart. De witte kleur wordt gemaakt van mosselschelpen, die verbrand en gemalen zijn. Wit op een kano zorgt voor snelheid. In geval van menselijke afbeeldingen, vertegenwoordigt het de huid. De rode kleur komt van riviermodder. Nadat deze gebakken wordt, krijgt het een diep rode kleur. Rood wordt rondom de ogen geschilderd en bootst de rode veren na die rond de ogen van de kaketoe zitten, en dient ervoor om angst bij de tegenstander op te roepen. Tenslotte de zwarte kleur. Die komt van houtskool en vertegenwoordigt het haar op menselijke afbeeldingen.
De geesten kunnen door middel van houtsnijwerken gepersonifieerd worden. Ze kunnen voorouders vertegenwoordigen en als het werkstuk een naam heeft gekregen bevat het de geest van die persoon. De houtsnijwerken kunnen bemiddelen tussen de levenden en de overleden voorouders. Houtbewerkers waren belangrijke personen in het dorp en ieder dorp had zijn eigen vakmannen. Tijdens het maken van de diverse werkstukken moest de opdrachtgever zorg dragen voor het onderhoud van de maker en zijn familie. Lekkernijen werden niet afgeslagen en tabak was speciaal welkom.

3. Huis kreeg naam van belangrijkste fluit

In 1893 betrad zendeling Gerardus Lodewijk Bink van de Utrechtse Zendingsvereniging mannenhuis in Sae aan de noordkust (rond 1910)het mannenhuis in Tobati aan de Jautefa-baai. Hij schreef daarover: 'Licht en lucht komen behalve door de smalle reten van de vloer, alleen door vier openingen (de ingang en de vensters). Daar het gebouw nogal groot is (zeker 15 meter in diameter) kan men wel nagaan, dat het in de karawari (mannenhuis) tamelijk duister en bedompt is. De bedomptheid neemt nog toe, als er een vijftig jonge, krachtige, goed gevleesde mannen in vertoeven, en dan bovendien hier en daar een vuurtje ligt te roken.' De centrale paal (ruchuroridj of wòchòb) in het mannenhuis was voorzien van prachtig houtsnijwerk en omhangen met halmen van geurig gras en schilpadeierdoppen. Aan de paal waren ook een groot aantal fluiten bevestigd. De trommels, die in het ceremoniële dorpshuis waren vervaardigd, werden niet aan deze paal opgehangen. Een belangrijk instrument was de vaak verscheidene meters lage prauwvormige trom, opgehangen tussen de dakbalken. Bij rituele gebeurtenissen werd daar met een stok op geslagen, waardoor een zwaar geluid werd voortgebracht (bij de oostelijke buren waren een soort spleettrommen in gebruik). De trommels lagen ook vaak bij de vuurplaats(en) in het mannenhuis, met het leguanenvel naar de vuurplaats toe. Dit zorgde er voor dat het vel strak om de trom blijft zitten. Regelmatig voelde een bewoner –vaak de eigenaar van de tifa- of de huid strak genoeg is om elders te worden weggezet. De sacrale tempelfluiten mochten niet door vreemde bezoekers worden aangeraakt of bespeeld en niet door vrouwen en kinderen worden gezien. Bij overtreding van dit verbod zouden zij sterven. De fluiten waren zelfs zo belangrijk dat een mannenhuis de naam kreeg van de belangrijkste fluit die er gespeeld werd. In het gebied rond Hollandia aan de Humboldtbaai (nu Yos Sudarso Bay) zijn de laatste mannenhuizen in 1932 op last van het gouvernement verbrand.

4. Gebruiken in mannenhuizen verboden

Begin jaren 20 van de vorige eeuw was de gouverneur van de Molukken, L.H.W. van Sandick, (die in 1928 gouverneur van de Oostkust van SumatraLeonard Hendrik Willem van Sandick (1876-1936) werd) een vurige bepleiter van het tegengaan en verbieden van de gebruiken in de oude sacrale mannenhuizen. Namens het gouvernement voerde de toenmalige gezaghebber N. Halie in 1925 de opdracht wel wat erg drastisch uit: hij liet de mannenhuizen verbranden en verbood ten strengste nieuwe onderkomens te bouwen. Van gezaghebber Halie is bekend dat hij op de bres stond voor de ontwikkeling van de bevolking en de emancipatie van de vrouwen zonder zich echt in de culturele achtergronden te verdiepen. Door zijn optreden zijn in korte tijd alle mannenhuizen in het toenmalige Nederlandse deel van Nieuw-Guinea verdwenen en is een groot gedeelte van de daar opgeslagen 'heilige voorwerpen' verloren gegaan.

Van Sandick steunde destijds het voornemen om de mannenhuizen te vernietigen omdat aan de initiatierituelen verschillende onmenselijke gebruiken waren verbonden. Zo verluidde het dat in bepaalde gevallen kinderen die in het ceremoniële huis waren opgenomen, vermoord, zwaar mishandeld of door ouderen geterroriseerd. Het bereiden van medicijn uit de lijken van deze leerlingen was eveneens een gewild gebruik. Ook werden deze zogeheten karawari-riten in verband gebracht met sneltochten naar andere stammen, buitensporige zwelgpartijen en excessen op seksueel gebied. Toen de mannenhuizen waren verdwenen, werd door het gouvernement het opnieuw oprichten ervan streng tegengegaan en de onzinnige zwelgpartijen tussen de kampongs onderling bestraft.

5. Initiatierituelen nog steeds bij Abelam

De antropoloog Gerrit J. Held schrijft in zijn boek De Papoea, cultuurimprovisator uit 1951 al dat Papua in haus Tambaraner heel wat verscheidenheid is in de samenhang tussen initiatie en andere cultuurcomplexen. ‘Bij de initiatie in het Sepik-gebied wordt meer betekenis gehecht aan het grondig intimideren der initiandi dan bijvoorbeeld in de Geelvinkbaai. De Papua’s nemen zonder veel omslag allerlei cultuurelementen van elkaar over, die zij na een korte tijd weer getroost loslaten. Met de Marind-Amin hebben de Sepik-bewoners bijvoorbeeld de kunst van het schedel-modelleren gemeen. De geprepareerde schedels van de Sepik winnen het van die der Marind, als men in dit genre van meer of minder kunstzinnig wil spreken.’
Om de gebruiken rond een initiatie goed te kunnen begrijpen, kunnen we het beste even over de grens gaan kijken bij het volk de Abelam, dat nog steeds veel oude gebruiken kent. De Abelam leven tussen de zuidelijke uitlopers van de Prince Alexander Mountains en de Sepik-rivier (de vroegere Kaserin Augusta-rivier), in de East Sepik Province, dichtbij het Indonesische Papua. In de Geweven masker uit Sepik-gebied cultuur van de Abelam spelen de lange yamknollen een grote rol. Dat is niet alleen voedsel, maar de knollen hebben ook een grote symbolische waarde en een ceremoniële functie. Initiatie is voorbehouden aan mannen. Gedurende een periode van afzondering moeten zij zich houden aan de afgesproken taboes en een groot aantal beproevingen ondergaan. De initiatie verloopt in verschillende fasen, met soms jarenlange pauzes ertussen. Tot welke initiatiefase een Abelam-man gevorderd is, is af te lezen aan de motieven op zijn draagnet. Het draagnet met een ingewikkelder patroon hoort bij de hogere fasen. Vaak is een man al van middelbare leeftijd voordat hij in de hoogste fase wordt ingewijd. De mannen krijgen in iedere initiatiefase weer met andere voorwerpen te maken. In de lagere fasen zien zij vlechtwerk, daarna schilderingen en in de hogere fasen houtsnijwerk. Het houtsnijwerk zien zij eerst in de vorm van een kop, pas daarna als complete figuur. Grote beelden van clanvoorouders worden eerst liggend en in de hoogste fase zittend opgesteld.
De voorbereiding op een initiatieritueel kan maanden, zelfs jaren in beslag nemen. Zeker in de hoogste fasen, wanneer de mannen oog in oog komen met de voorouders en hun mythische wereld. Daarvoor maken de mannen die de inwijding verzorgen, grote hoeveelheden houtsnijwerken en schilderingen.

6. Yamknollen uitgedost in feesttooi

Het tijdstip van de initiatie bij de Abelam wordt mede bepaald door het moment waarop de yamknollen geoogst worden. De Dansers van de Abelamverbouw van de ceremoniële yamknollen is omgeven met allerlei taboes en rituelen. De mannen moeten zich in de oogsttijd bijvoorbeeld onthouden van seksuele activiteit en mogen geen vlees eten. De geoogste yamknollen worden naar het dorp gebracht en versierd (onder meer met houten en gevlochten maskers en schelpsieraden) om dan plechtig tentoongesteld te worden op het ceremoniële plein voor het haus Tambaran. Door het gebruik van de vaak bont gekleurde maskers (gemaakt van de vezel van de klimvaren) zijn de sacrale yamknollen in de beleving van de Abelam bezielde voorouders geworden. De knollen zijn net zo uitgedost als mannen en vrouwen in feesttooi. Ze zijn dan als het ware bezielde voorouders geworden. Daarna worden zij ritueel uitgewisseld tussen ceremoniële ruilpartners. Om een mannenhuis binnen te gaan moet men een volwassen man zijn en merktekens bezitten van initiatieriten (littekens als gevolg van het snijden in de huid), tenzij er speciale toestemming is verleend om het gebouw te betreden.
Verraad van de geheimen van de geesten en mannenhuizen werd vroeger met de dood bestraft. Dit moest het maatschappelijk leven ook hebben ontwricht en de afbraak van mannenhuizen in de vorige eeuw zal het leven van vrouwen aanmerkelijk hebben veraangenaamd. Voorafgaand aan een feest gaan kunstenaars op een geheime plek aan de slag en ze vervaardigden prachtig houtsnijwerk. Dat gebeurt in het oerwoud in de buurt van het dorp en deze plek is niet toegankelijk voor vrouwen, kinderen en mannelijke niet-ingewijden. Zij mogen het snijproces niet zien, het is traditioneel voor hen een echt taboe. Wanneer de kunstwerken af zijn, worden ze geplaatst in het mannenhuis, dat ook verboden terrein is voor vrouwen en kinderen. Na het initiatieritueel worden de beelden en schilderingen verwijderd. Bij een volgende initiatie wordt het mannenhuis dan weer gevuld met voor die speciale gelegenheid nieuw vervaardigde, opstellingen. Daarom zijn de Abeham bereid om delen van het interieur aan bijvoorbeeld musea en toeristen te verkopen.

7. Initiandi moeten Baba verdrijven

Als de tijd van inwijdingsriten voor de jonge mannen bij de Abelam is aangebroken gaat het schreeuwerige gezang, begeleid door trommels, vaak de het kostuum van de geest Baba gehele nacht door. De manifestaties vinden altijd plaats in de buurt van de ceremoniële plek bij de Haus Tamberan, het imponerende huis met een ongekend hoog puntdak waarin de Ngwalndu, de belangrijkste geesten van de leefgemeenschap wonen. De geesten worden gepersonifieerd als geluiden die afkomstig zouden zijn uit het haus Tambaran en ze worden uitgebeeld als grote, platte beschilderde gezichten. De motieven op de schilderingen verwijzen naar mythen en de yam-cultus. Het gehele interieur van haus Tambaran toont de relatie tussen de mens, de wereld van de voorouders en geesten, de natuur en de kosmos. De debatzetel bij de hoofdpaal is het meest sacrale en zeldzame voorwerp in de ruimte. De zetel is zo sacraal dat hij niet het eigendom is van individuen maar van hele clans en soms het middelpunt vormt van een heel dorp. Voordat de initiatie begint, verschijnen er dansers met Baba-maskers (Baba betekent vader) in het dorp. Hun lichamen gaan schuil onder een mantel van sagopalmbladeren. De gemaskerde mannen rennen door het dorp om de vrouwen en kinderen bang te maken, zodat ze wegblijven van het ritueel. Tijdens het ritueel bedreigen ze de initiandi. Die moeten hun moed tonen en de Baba-figuren het oerwoud injagen. Na het initiatieritueel, dat weken kan duren, worden de yam-maskers en Baba-maskers bewaard in het ceremoniële mannenhuis. Ze worden in de rook van het houtvuur gehangen, zodat ze niet wegrotten.

8. Mannen met krokodillenhuid

In het culturele leven van de Sepik spelen krokodillen een belangrijke rol. Krokodillen novieten krijgen krokodillenhuidzijn dieren die kracht en macht symboliseren. In het Midden-Sepik gebied is de krokodil in de dorpen Jetchen, Palembei en Kanganaman het belangrijke symbool. De dieren spelen zo'n grote rol dat mannen proberen op krokodillen te lijken. Tijdens een pijnlijk skin-cutting ritueel vind de initiatie van jongens naar volwassenheid plaats. Op de rug worden van de schouders tot de heupen tientallen kleine sneetjes gemaakt. De novieten krijgen, terwijl ze languit op omgekeerde kano’s liggen, ook speciale figuren op de borst, bovenarmen en bovenbenen. De wonden worden met houtskool, roet en modder ingesmeerd. Daardoor ontstaan infecties en worden de littekens groter en dikker. Zo krijgen de mannen een echte 'huid' die lijkt op de geschubde rug van de krokodil. Deze initiaties worden in het geheim één keer in de vijf à zes jaar gehouden en omdat steeds meer jonge mannen naar de grote stad vertrekken wordt gevreesd dat de skin-cutting ceremonies sterk zullen afnemen. Sommige novieten zijn tijdens de gebeurtenis al getrouwd en zelfs vader. Voor buitenstaanders is het doorgaans niet toegestaan om getuige te zijn van het te snij-proces.
Het haus Tambaran wordt voor een ritueel voorzien van een omheining. Het skin-cutting ritueel wordt uitgevoerd op een omgekeerde kano binnen deze omheining, in de open lucht. In het volle zonlicht kan men uiteraard beter zien hoe er moet wordt gesneden. Dit is niet zichtbaar voor de andere dorpbewoners. De ceremonie begint ’s middags met het zingen en dansen door de schitterend uitgedoste volwassen mannen. Bij het haus Tambaran dansen zij naar en rond een krokodillentotem. De totem is meer een versierde tak, met onderaan twee schedels van krokodillen. Ondertussen staan de vrouwen vol ongeduld te wachten totdat de mannen met de besneden initiandi de ronde naar de totem zullen maken. De meeste vrouwen hebben zich ook uitgedost, niet zo fraai als de mannen, maar toch heel apart, met modder en bladeren. In de loop van de ochtend worden de besneden jonge mannen op de rug van hun vaders of ooms, ondersteund door twee man, ieder een bil, naar de totem geleid. De vrouwen beginnen luidkeels te wenen, als ze de van pijn vertrokken gezichten van hun zoons, broers of mannen zien.
Aan het eind van het initiatieritueel worden de ingewijde mannen prachtig beschilderd en versierd. Ze krijgen onder andere een grote hoofdtooi opgezet. Zo zijn ze opgetuigd als tijdelijke reïncarnaties (wedergeboortes) van de voorouders die ze in het
haus Tambaran voor het eerst hebben mogen aanschouwen. De geïnitieerde neemt als het ware de identiteit aan van de voorouder én van de yamknol. Alledrie zijn ze op dezelfde wijze beschilderd en versierd. Vervolgens paraderen de ingewijde jongens op het ceremoniële plein voor het mannenhuis, onder het toeziend oog van de grote beschilderde koppen van belangrijke clanvoorouders op de voorgevel van het haus Tambaran. Ze behoren nu tot de volwassen mannen.

9. Links:

– Hannon, Kristine, 1998. Dorpen aan de Sepik-rivier. Website over reis door Papua-Nieuw Guinea.

- Guynup, Sharon, 2009. Skin deep. Boys' skin is cut to resemble crocodile skin. Documentaire van National Geographic Channel.

Snider, Doneisha L., 2009 Crocodile Men, Crocodile Scarification as a Male Initiation Ritual in Papua New Guinea, Introduction to Anthropology, Colgate University, Hamilton New York.(pdf)
– Berg, Jos van de, 2008. Foto's van reis door Sepik-gebied.


Zie ook: andere themaverhalen
-Paradijsvogel: gevederde danser in het bos
De militaire expedities in Nieuw-Guinea 
De eerste Nederlandse expeditie 

Eeuwfeest Hollandia (Jayapura) in 2010

10. Bronnen:

Galis, K.W., 1955. Papua's van de Humboldt-baai. Bijdrage tot een ethnografie, 's-Gravenhage.
-
Wirz, P., 1928. Dämonen und Wilde in Neuguinea. Stuttgart: Strecker & Schröder.
Sande, G.A.J. van der, 1907. 'Ethnography and Anthropology. Nova Guinea'. Uitkomsten der Nieuw-Guinea-expedities, dl. III, Leiden.
- Held, G.J., 1951.
De Papoea, cultuurimprovisator. ’s-Gravenhage/Bandung: Uitgeverij W. van Hoeve.
-Smit, Dirk en McGuigan, Noel, 2001.
Een ceremonieel huis van de Abelam, Museumkennis, Leiden: Rijksmuseum voor Volkenkunde.
Van Baal, J., 1947. Over Wegen en Drijfveren der Religie: Een Godsdienstpsychologische Studie. Amsterdam: N.V. Noord-Hollandsche Uitgeversmaatschappij.
– Berkhout, L., 1919. Bijdrage tot de kennis van de Majo-inwijdingsfeesten bij de Marindeezen,
Bijdragen Taal-, Land- & Volkenkunde Nederlandsch-Indië.
-
Koning, D.A.P., 1903, Eenige gegevens omtrent land en volk der Noord-Oostkust van Ned. Nieuw-Guinea, genaamd Papoea Telandjang. 's Gravenhage: Martinus Nijhoff.
-Wirz, Paul, 1952, A description of Musical Instruments from Central North Eastern New Guinea, Amsterdam: Tropenmuseum, Section Ethnomusicology.
– Baal, Jan van, Galis K.W. en Koentjaraningrat, R.M., 1984
West-Irian: A Bibliography. 's-Gravenhage: Martinus Nijhoff.
Crawford, A.L., 1981. Life and ceremony of the Gogodala,The National Cultural Council of Papua New Guinea in association with Robert Brown and Associates, Bathurst (Australia): Robert Brown and Associates.
-Roscoe, Paul en Scaglion, Richard, 1990. 'Male Initiation and European Intrusion in the Sepik: A Preliminary Analysis'. In Sepik Heritage: Tradition and Change in Papua New Guinea. Nancy Lutkehaus, et al. North Carolina: Carolina Academic Press.

 

 

Commentaar en advies: Jos van den Berg, beeldend kunstenaar en verzamelaar van tribal art. Tijdens een reis in 2008/2009 door PNG ervoer hij de oerkracht van de Sepik en zag er de maskers, voorouderbeelden, uitbundige boombasttekeningen en briljante figuraties in het haus Tambaran.